Definitieve oordeel zzp-casusposities door overheid

De ministeries SZW, VWS en Financiën/Belastingdienst hebben ons laten weten dat zij ons standpunt m.b.t. de door ons ingediende casussen over het werken als huisarts-zzp’er niet delen. Wij zijn het niet eens met de onderbouwing en motivering van het oordeel, omdat in de beoordeling geen rekening is gehouden met wat werken in de zorg en in het bijzonder in de huisartsenzorg inhoudt. Momenteel verkennen we verschillende acties waaronder een gang naar de rechter. Tegelijkertijd verkennen we alternatieven.

Ingediende casuïstiek

N.a.v. de oproep van de minister van VWS op 17 december 2024 hebben wij de volgende casusposities voorgelegd aan het ministerie van VWS, SZW en Financiën/Belastingdienst.

1. Korte waarneming (bij kortdurende ziekte, vervanging zwangerschapsverlof)
2. Langdurige waarneming
3. De praktijkhouder op de Huisartsenspoedpost (HAP)
4. VIP-waarneming op de Huisartsenspoedpost (HAP)
5. Losse waarneming op de Huisartsenspoedpost (HAP)
6. Ingroei naar praktijkhouderschap door een waarnemend huisarts

Op 18 november jl. hadden wij het slotgesprek over de casuïstiek met het ministerie van SZW, het ministerie van VWS en het ministerie van Financiën/Belastingdienst. De ministeries blijven bij hun eerdere oordeel: bij vier van de door ons ingediende casusposities ‘is het onwaarschijnlijk is dat het buiten dienstbetrekking kan’. Alleen de praktijkhouder op de HAP (casus 3) en de zzp’er die ingroeit naar praktijkhouderschap (casus 6) worden door de ministeries beoordeeld als ‘buiten dienstbetrekking’.

Met andere woorden: in deze 2 situaties is er in de ogen van de  ministeries vermoedelijk geen sprake van schijnzelfstandigheid. Bij alle overige casussen zijn de ministeries van oordeel dat het ‘onwaarschijnlijk is dat buiten dienstbetrekking’ gewerkt kan worden. In deze situaties is er in de ogen van de  ministeries vermoedelijk wel sprake van schijnzelfstandigheid. Dit betekent dat opdrachtgevers bij controle van de Belastingdienst een risico lopen op naheffingen en per 2026 boetes.

Lees hier het volledige oordeel van de Belastingdienst (alleen voor LHV-leden)

Onze bezwaren en vervolgstappen

We zijn van mening dat de ministeries in hun onderbouwing en motivering geen rekening houden met wat werken in de huisartsenzorg feitelijk inhoudt. Hoewel de vele gesprekken over de door ons ingediende casuïstiek in goed overleg met alle betrokken partijen zijn gevoerd en afgerond, kunnen we ons daarom niet zomaar neerleggen bij de beoordeling van de casuïstiek. Wij overwegen andere (juridische) stappen om het oordeel van de ministeries dat werken als zzp’er in de huisartsenzorg in de vier hierboven aangehaalde situaties ‘lastig voorstelbaar’ is, recht te zetten.

Naar ons inzicht biedt de huidige wetgeving ‘echte’ zelfstandigen ruimte om, zeker in het geval van kortdurende waarneming voor situaties van ziek, piek en uniek, als waarnemend huisarts (zzp’er) te werken. Dit geldt ook voor de ANW, waarbij we wel willen opmerken dat beoordeling van de arbeidsrelatie in ANW-situaties, gezien de organisatorische inbedding en het in vele gevallen structurele karakter van de diensten, complexer is.  

Alternatieve werkwijzen en politieke steun

Met InEen onderzoeken we regionale alternatieven voor het werken als waarnemer op de HAP. Bij de politiek hebben we aandacht gevraagd voor de noodzaak van het behoud van een flexibele schil. Dit heeft in totaal geleid tot vier aangenomen Kamermoties: een motie van de VVD c.s. (oktober 2025) om huisartsenzorg en spoedzorg ruimte te geven om te blijven werken met zelfstandigen; en een motie van de SGP c.s. (mei 2025) voor behoud van een flexibele schil in de huisartsenzorg.

Daarnaast heeft de Tweede Kamer meermaals steun uitgesproken om de handhaving van zachte landing voort te zetten, waarbij risicogerichte handhaving centraal staat. Zie de motie van de VVD c.s. (september 2024) en de motie van Denk c.s. van oktober 2025.